Pagina's

zondag 25 februari 2018

Ommetje (versie 1)

Ik breng graag tijd door in de natuur. Mijn favoriete natuur is het bos. Ik hou van het groen, de stilte, de vogels en al het geheimzinnige dat er wel is, maar dat je niet ziet.
Elk jaar in november gaan mijn lief en ik er samen een paar dagen er tussenuit. Lekker met z’n tweetjes. In november van 2014 hadden we een hotel-arrangement geboekt in Ommen. De tweede volledige dag zouden we gebruik maken van het saunapark, dat aan het hotel verbonden was. Op de eerste dag stond er een wandeling gepland. Ik wilde meedoen met de Nijmeegse Vierdaagse, dus er moest getraind worden. Mijn lief is geen wandelaar, maar steunt mij in alles, dus wandelde hij gewoon met me mee.
Na het ontbijtbuffet ’s morgens informeerden we naar de mogelijkheden voor een wandeling. Er waren er verschillende, van 5, 6 of 11 kilometer. En er was er een van 18 kilometer. Die leek ons wel wat. Het was nog vroeg en zo waren we de hele dag mooi onder de pannen. En zoals ik al zei, er moest getraind worden.
Daar gingen we. We startten bij het station en liepen langs het water tussen de weilanden door naar restaurant ‘De nieuwe brug.’ Hier zouden we een lus door het bos maken om na acht kilometer hier weer terug te komen en dan via een andere weg de laatste vijf kilometer naar Ommen terug te wandelen. We combineerden ons toiletbezoek met een kop koffie en thee en een grote punt appeltaart.
De tocht ging over de Lemelerberg, waarvan de top in de mist lag. De flarden gaven de omgeving een spookachtig tafereel. Ik maakte een aantal foto’s in de hoop de mysterieuze sfeer te kunnen vastleggen. We vervolgden onze weg aan de hand van de aanwijzingen op een verfrommeld A4-tje, met op de achterkant een piepkleine kaart van de wandelroute.
Vanaf de berg lopen we het bos weer in. We dompelen ons onder in de prachtige herfstkleuren en waden door het bladerentapijt op de paden. Op een kruispunt zien we een tractor met een man in oranje, die met een bladblazer aan de gang is. Die is voorlopig nog niet klaar. Een paar kilometer later is de aanwijzing ‘ga rechtdoor bij het straatbordje ‘Kerkstraat.’ We kijken om ons heen. We zitten middenin het bos. Ik ben meer van het zelf uitzoeken en denk dat we nog verder moeten, het bos uit, zodat we in een dorpje komen. Mijn lief betwijfelt dat, maar loopt trouw met me verder. Het tempo is inmiddels al wat gezakt. Maar we komen op een kruising met straatnaambordjes, alleen niet met de juiste tekst. We besluiten rechtdoor te lopen. De aanhouder wint. En inderdaad lopen we een straat in met huizen. Geen Kerkstraat, maar wel een dorp, dat is alvast iets. Er lopen ook mensen, dat wil zeggen een mevrouw met een hond. Mijn lief is van het praktische soort, dus hij vraagt de vrouw of zij ons weer op het juiste pad kan helpen. Godzijdank is zij op bekend terrein en zij loopt een stuk met ons mee, weer terug het bos in. Ze heeft vroeger ook vaak de vierdaagse van Nijmegen gewandeld. Ze kijkt naar mijn gele winterjas en het gele trainingsjasje van mijn lief en zegt dat geel een goede kleur is om te dragen tijdens de vierdaagse. Het is een opvallende kleur. Als je verdwaalt ben je in het geel goed terug te vinden. Ik kijk naar de gele herfstkleuren en het voelt nu meer als een schudkleur. Maar de vierdaagse is natuurlijk middenin de zomer. Ze wijst ons op een bruingeverfd paaltje, dat vroeger de route aangaf, maar die nu grotendeels verwijderd zijn, wat onze tocht aanzienlijk moeilijker maakt. We weten nu wel waar we op moeten/kunnen letten. Uiteindelijk komen we op een punt waar onze wegen scheiden. Ze wijst ons de goede kant op en wenst ons veel succes. Dat gaan we hard nodig hebben!
Het blijft een zoektocht en we lopen nog vaak verkeerd, maar we zien ook af en toe een paaltje en dat maakt het aanzienlijk makkelijker. Zo komen we bij een camping, die ook op ons A4-tje vermeld staat. Wandelen maakt hongerig en we nemen dwars over de lege staanplaatsen de snelste route naar het restaurant, waar we een tosti en iets te drinken bestellen, want het vocht moet aangevuld worden.
Vanaf hier beginnen met de column, want anders wordt het te lang. Dit is het spannendste stuk.
We hervatten onze tocht en we raken bedreven, want we bereiken tegen half drie het café waar we onze tocht begonnen met koffie en appeltaart. We moeten alweer naar het toilet, dus we drinken hier een kop thee. Ondertussen is er tijd om te overleggen, want vanaf hier zijn er twee mogelijkheden: de weg die we als heenweg liepen teruglopen, of de route volgen door het bos. Qua kilometers maakt het niets uit, het is allebei om en nabij de vijf kilometer. Een uurtje lopen. We komen sowieso mooi op tijd terug in het hotel. Mijn lief heeft de knollen al aardig op en geeft aan dat hij een voorkeur heeft voor de makkelijkste route, maar hij laat mij kiezen en ik kies ervoor om de route op ons A4-tje uit te lopen, dus door het bos.
We lopen verder. Vol goede moed (ik) en met lood in de schoenen (manlief). Het was het meest mooie stuk van de hele wandeling, dus ik had het niet willen missen. We keken in de diepte neer op een strook met groen water. Je kon onderlangs lopen, dus langs het water, maar ook bovenlangs, waar ook huizen stonden. We maken nog meer foto’s, ook van elkaar. De tocht ging verder aan de overkant van een drukke weg, het bos weer in, tot we na een paar kilometer bij een bankje uitkwamen. Bankjes staan meestal met een reden in een bos en dit bankje bood uitzicht op een prachtig ven. We lopen er omheen en blijven aan de overkant een tijdje staan. We raken in de ban van de damp die opstijgt uit het water, de vogels die zingen, de stilte, het bos eromheen, de kleuren in de lucht, blauw, roze, oranje. De zon die ondergaat….De zon die ondergaat???? We moeten nog minimaal 3 kilometer. Ruim een half uur, maar met deze zoektocht nog wel een uur. Het is vier uur ondertussen. Tegen vijf uur is het donker, in een bos eerder. Het is een bos waar we de weg niet kennen. We moeten opschieten. Het tempo moet omhoog. De bewegwijzering is waardeloos, paaltjes staan er al een tijdje niet meer. We zullen mijn mobiel straks hard nodig hebben om ons papiertje bij te schijnen en voor de navigatie. Helaas heeft mijn batterij inmiddels nog maar 10%. Runkeeper uit, geen foto’s meer. Mijn lief heeft geen band met zijn telefoon, dus die heeft hem niet bij zich. Die ligt in het hotel, op het nachtkastje. Ik zet hem uit, zodat hij zo min mogelijk stroom verbruikt en we lopen verder. Wie weet hebben we hem straks nog nodig, om iemand te bellen.
Hoe meer het tempo toeneemt, hoe meer de stemming afneemt. We zitten weer midden in het bos en je merkt nu goed dat het donker wordt. We voelen ons als Hans en Grietje, zeker wanneer we in de verte lichtjes zien. We besluiten het pad te verlaten en banjeren dwars door de struiken in een rechte lijn naar de huisjes. Misschien een camping of een bungalowpark met een receptie of een restaurant, waar iemand die hier bekend is ons kan uitleggen hoe we zo snel mogelijk uit het bos kunnen komen. Dichterbij gekomen blijkt het een bungalowpark waar asielzoekers geplaatst zijn. We zien in ieder geval een paar donkere mensen die met elkaar een vreemde taal spreken. Zij zoeken de weg nog op dit park, laat staan dat ze iets van de wereld daarbuiten snappen. Mijn lief kan de frustratie niet meer aan en laat zich vallen in de struiken. Hij houdt mijn tempo niet meer bij. Hij heeft een zere heup en een blaar op zijn voet. Ik vind het echt heel erg zielig, maar we moeten door, maar begrijp ook dat het niet meer lukt bij hem. Maar het wordt nu echt met de minuut meer donker en snel zullen we geen hand voor ogen meer zien. Een kat in het nauw maakt rare sprongen, dus ik zei ‘Blijf jij dan maar hier, dan zie ik je later wel.’
Subtiel liet hij mij weten dat dat niet het antwoord was waarop hij had gehoopt en verontwaardigd vroeg hij mij of ik hem nu echt daar alleen achter wilde laten, middenin het bos. Ik hoefde niet lang na te denken, nee, natuurlijk niet. We liepen door. We zagen een uitkijktoren, die stond ook op ons papier. We zaten nog steeds op de route gelukkig.
Ik zette mijn mobiel toch nog maar aan, terwijl we rustiger doorliepen, op zoek naar een punt waar we het bos konden verlaten. We hoorden een weg. Daar moesten we naar toe. Maar waar we ook liepen, nergens was er een punt waar we het bos uit konden. Er liep water of een hek, die de weg onbereikbaar maakten. En als we dachten dat we de weg bijna bereikt hadden, klonk het geluid van de auto’s opeens van een heel andere kant. Ergens ver achter ons. Ik keek op mijn mobiel. Nog 2% batterij. Ik zou niet eens meer een heel gesprek kunnen voeren. De moed zakte me in de nog vrij nieuwe wandelschoenen.
Als de nood het hoogst is, is de redding nabij, zei mijn moeder altijd. Gelukkig was dat ook hier het geval. We stuitten opnieuw op het ven. We hoopten maar dat het hetzelfde ven was, dus liepen we er omheen, want ergens moest het bankje zijn, waar we een uur geleden foto’s gemaakt hadden. Vanaf daar was het niet heel ingewikkeld om terug te lopen naar de grote weg, waar we overgestoken waren. Een bord. We konden niet verder. Het was moerasgebied, verboden terrein. Het was nu echt schemerig en koud, ik moest er niet aan denken tot mijn knieën of nog verder weg te zakken in de nattigheid. Dus keerden we om. Ik vond het een vreselijk idee, dat moeras. Alsof het zich helemaal om ons heen sloot. Ineens voelde ook overals drassig. De voeten hielden we niet droog. Niet gunstig voor de blaar op de voet van mijn lief. Straks moest ik hem nog tillen of op de rug nemen….Hij is niet groot, maar toch sprak het idee me op een of andere manier niet aan.
Eindelijk, eindelijk kwamen we bij het bankje. Bijna blindelings vonden we de weg uit het doolhof. Huilend vielen we elkaar in de armen op de grote weg. Op ons gevoel volgenden we de weg over het fietspad. Het was inmiddels echt donker. Tot mijn held de vraag stelde ‘Weet je zeker dat we richting Ommen lopen, en niet de verkeerde kant op lopen?’ Om hem en mezelf gerust te stellen zei ik iets over de richting waar de zon onder ging en dat in combinatie met de richting waar wij in liepen dat het niet kon missen. Een tijdje later werden we ingehaald door een bus die ook dezelfde kant op reed en waar gelukkig ‘Ommen’ op stond. Ik sloeg een kruisje in stilte.
Het punt waar we op de grote weg kwamen, was bijna bij de Nieuwe Brug. Dat betekende dat we nog een kilometer of vier moesten lopen. Sjokken was het meer. Na oneindig veel voetstappen kwamen we bij het bord Ommen. Nu kon het niet ver meer zijn. Helaas kwamen we aan de verkeerde kant Ommen binnen en moesten binnen Ommen zelfs nog minimaal een kwartier lopen. We hadden geen zin meer, we wilden zitten. Zo ontstond het idee om niet meer in de stad wat te gaan eten, wat ons oorspronkelijke plan was. Toen we eindelijk op ons tandvlees het hotel bereikten, was er gelukkig nog plek in het restaurant en we konden meteen aanschuiven. Alles deed ons zeer, maar de maaltijd maakte alles goed. We hebben zelden in een hotel zo goed gegeten als toen in Ommen.

De volgende dag konden we onze spieren verwennen met de warmte van de sauna. We hebben wel geleerd dat je in de wintermaanden beter om 15 uur het bos uit kan gaan, zeker als je de weg niet kent. We hebben lang niet durven kijken hoe ver we van ons hotel afzaten, toen we besloten terug te gaan, op zoek naar de weg. Nu blijkt dat we nog 2,3 kilometer hadden moeten lopen, we zaten bijna op de weg die rechtstreeks naar Ommen liep. Nu hebben we een kilometer of 3 teruggelopen en toen nog 4 terug naar Ommen. We zijn dus nog 4,7 kilometer omgelopen. En al met al hebben we waarschijnlijk wel 30 kilometer gelopen, maar voor ons gevoel hadden we de vierdaagse in één dag gedaan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten